9 Diagrammenscherm

Teken diagrammen van telecomdiensten

Het midden van het scherm bevat de werkbladen waarin de diagrammen getekend worden. Onderaan vindt u een rij tabbladen waarmee u een nieuwe dienst kunt toevoegen en waarmee u kunt wisselen tussen verschillende diensten. Bovenaan vindt u knoppen om het Bibliotheek- en Optiesdashboard te openen, een rij van sjablonen, en de naam van het actieve project.

9.1 Sjablonen

Sjablonen bevatten standaard­instellingen voor nieuwe diagramcomponenten. U kunt nieuwe componenten tekenen door een van de sjablonen naar het werkblad te slepen.

Voor de eerste drie elementen (draadloze verbindingen, draadgebonden verbindingen, en apparatuur) kunt u de voor­gedefinieerde checklist aanpassen. Klik op de ‘wijzig’ knop (het vak met de drie puntjes) om het checklistvenster voor dat componenttype te openen.

9.2 Checklistvensters

Draadloze verbindingen, bedrade verbindingen en apparatuur hebben ieder een lijst met standaard kwetsbaarheden. De kwetsbaarheden die u hier instelt gelden voor elke component van dat type. In het checklistvenster kunt u:

  • de naam of de omschrijving van een kwetsbaarheid aanpassen, door dat item aan te klikken (toets Enter of klik ergens anders om te bevestigen, toets Escape om te annuleren).
  • het type aanpassen tussen natuurlijk en kwaadaardig met de icoontjes aan de linkerzijde.
  • een kwetsbaarheid verwijderen, door op de min-knop te klikken.
  • een nieuwe kwetsbaarheid toevoegen, door op de knop ‘+ Voeg kwetsbaarheid toe’ te klikken.
  • de volgorde van kwetsbaarheden aanpassen, door ze in de gewenste volgorde te slepen.

Alle wijzigingen die u maakt worden ook toegepast op alle reeds getekende en toekomstige componenten.

9.3 Diensten-tabbladen

Het werkblad is de plaats waar diagrammen van telecomdiensten worden getekend. Een project bestaat uit een of meer diensten. Voor elke dienst kunt u een diagram tekenen, en de kwetsbaarheden van componenten beoordelen.

Elke dienst heeft een tabblad onderaan het scherm. U kunt:

  • een dienst verwijderen, door op de sluitknop (“kruisje”) te klikken. Het is niet mogelijk om de laatste dienst van een project te verwijderen. Probeert u dat toch, dan zal het werkblad kort opflitsen.
  • een dienst toevoegen aan het huidige project, door de plus-knop te gebruiken.
  • een dienst hernoemen, door te dubbelklikken op de naam. In het venster (zie hieronder) kunt u de nieuwe naam opgeven.
  • de diensten herschikken, door de tabs in de gewenste volgorde te slepen.

9.4 De minimap

Het werkblad waarop componenten worden getekend en met elkaar worden verbonden is groter dan op het beeldscherm getoond kan worden. Gebruik de minimap om het beeld aan te passen. De grote grijze rechthoek van de minimap stelt de totale beschikbare werkruimte voor; de kleinere blauwe rechthoek stelt het gebied voor dat momenteel zichtbaar is (het werkblad). Elke rode stip is een van de componenten in het diagram. Een rode stip buiten de blauwe rechthoek is een component die momenteel niet zichtbaar is.

Verschuif het zichtbare gebied verschuiven, door de blauwe rechthoek te verslepen. Of verplaats de minimap zelf als hij in de weg zit, door de grijze rechthoek te verslepen. U kunt ook de minimap uitschakelen op de Instellingen werkbalk.

Als uw diagram groot wordt, kunt u ook de Inzoomen, Uitzoomen functies van uw web-browser gebruiken om meer van het diagram op het beeldscherm te laten passen. Het Beeld-menu van de losstaande applicatie bevat ook een Zoom-functie.

9.5 Diagramcomponenten

U tekent nieuwe diagramcomponenten door ze uit de sjablonen bovenaan het werkblad te slepen. Elke component wordt weer­gegeven door een vorm met daarin of onder de naam. Elke component heeft en vijf mogelijke decoraties die zichtbaar worden wanneer u met de muis in de buurt komt. Met de klok mee, vanaf links-boven:

  1. de waarschuwingsdriehoek in de linkerbovenhoek geeft aan dat de component te veel of te weinig verbindingen heeft. Bekijk het rapport door op de driehoek te klikken.
  2. de kwetsbaarheidsindicator in de linkerbovenhoek geef het totale risiconiveau voor die component aan, met behulp van een kleur. U kunt de grootte van de kwetsbaarheidsindicator aanpassen.
  3. de ronde connector middenboven gebruikt u om componenten met elkaar te verbinden.
  4. de menu-indicator in de rechterbovenhoek roept een menu met opties op.
  5. de grootte-indicator in de rechteronderhoek gebruikt u om de grootte van de component aan te passen.

Verplaats componenten op het werkblad door het ze verslepen.

Er zijn twee manieren om meerdere componenten gelijktijdig te verslepen. Houdt de shift-toets ingedrukt tijdens het slepen van een component om alle compo­nenten in het diagram te verslepen. U kunt ook een selectie maken), en de selectierechthoek verslepen om alleen de geselecteerde componenten te verplaatsen.

Hernoem een component door de naam aan te klikken. Merk op dat de naam blauw wordt als u er met de muis boven zweeft. Bevestig de nieuwe naam door ergens te klikken, of met de Enter toets. Annuleer (herstel de oude naam) met de Escape toets.

9.6 Componentsoorten

Van componenten die een grote gelijkenis vertonen kan een componentsoort worden gemaakt. Componentsoorten zijn herkenbaar aan een donkerrode naam. Alle componenten van een soort delen dezelfde beoordeling van kwetsbaarheden. Om de individuele componenten in een soort te onderscheiden krijgt iedere component automatisch een volgletter, die rechts van de naam getoond wordt (de ‘suffix’). Deze volgletter kan worden aangepast naar iets dat meer betekenisvol is, met de ‘Hernoem suffix’ optie in het componentmenu.

U maakt een componentsoort door een component dezelfde naam te geven als een al bestaande component van hetzelfde type. U kunt zoveel componenten toevoegen als u wenst, telkens door de naam van een component te wijzigen in die van de soort. Namen zijn niet hoofd­lettergevoelig. Dat betekent dat “interne kabel” en “Interne Kabel” dezelfde naam zijn, en dus één componentsoort vormen.

Let op: door een component in een soort onder te brengen, gaan alle beoordelingen van kwetsbaarheden op die component verloren. De component neemt de kwetsbaarheidsbeoordelingen van de soort over.

Een componentsoort kan meer dan één dienst beslaan; componenten binnen dezelfde soort kunnen in meer dan een dienst (van hetzelfde project) voorkomen. Er bestaan geen actor-soorten.

Als een lid van een soort wordt hernoemd, dan is het niet langer lid en wordt weer een zelfstandige component. Om alle leden van een soort gelijktijdig te hernoemen gebruikt u de ‘Hernoem soort’ optie van het componentmenu.

9.7 Identieke componenten

Binnen een dienst kan elk fysieke onderdeel maar één keer voorkomen. Hetzelfde fysieke onderdeel kan wel in twee verschil­lende diensten aan­wezig zijn. Om aan dat aan te geven, doet u het volgende.

Eerst maakt u een componentsoort door de componenten dezelfde naam te geven in elk diensten­diagram. Dan, om aan te geven dat de soort één fysieke component weergeeft in plaats van twee ‘kopieën’, gebruikt u het menu-item ‘Maak uniek’. Merk op dat de naam van unieke compo­nenten nog steeds in het rood wordt weer­gegeven, maar dat de volgletter ontbreekt.

‘Maak uniek’ kan alleen gebruikt worden als de componenten van de soort in verschil­lende diensten voorkomen. Als een componentsoort meer dan één compo­nent in een dienst bevat, zal de component opflitsen om aan te geven dat er geen identieke component van gemaakt kan worden.

Om van een unieke component weer een soort te maken, gebruikt u het menu-item ‘Maak soort’.

9.8 Notities

Ter ondersteuning kunnen notities worden toegevoegd aan een diagram. U maakt notities door het sjabloon naar het werkblad te verslepen, net zoals u dat voor componenten doet.

Notities kunnen willekeurige tekst bevatten. U kunt notities groter en kleiner maken, dupliceren, verwijderen, of van een label en kleur voorzien op dezelfde wijze als diagramcomponenten. De tekst in een notitie kan niet worden opgemaakt (vet, grote letter, e.d.).

9.9 Componenten verbinden

Componenten kunnen worden verbonden door de connector (de ronde decoratie bovenaan de component) te verslepen naar een andere component. Als een verbin­ding niet mogelijk is (actors kunnen bijvoorbeeld niet direct worden verbonden met een draadloze verbinding), dan zullen beide componenten kort opflitsen, en er zal geen verbinding ontstaan. Met verbindingen kunt u:

  • een component met een andere component verbinden, door zijn connector te verslepen. De connector wordt groter als de muis erboven zweeft.
  • twee componenten ontkoppelen, door te klikken op de verbreek-knop. De verbreek-knop verschijnt in het midden van de verbinding wanneer u er met de muis in de buurt komt.

Verbindingen kunnen niet verplaatst worden; zij volgen automatisch de twee compo­nenten die zij met elkaar verbinden.

Het is soms mogelijk om meer verbindingen te hebben dan volgens de regels zijn toegestaan op een component (zie Diagrammen van telecomdiensten). Tijdens het bewerken van een diagram is dat soms handig. U moet de extra verbindingen later verwijderen om een geldig diagram te hebben. In de tussentijd zal de waarschuwingsdriehoek verschijnen.

9.10 Componenten selecteren

Een aantal componenten kan worden geselecteerd, en als groep worden verschoven of verwijderd. Klik en sleep ergens op het werkblad tussen componenten om een selectie te maken. Terwijl u sleept geeft een blauwe rechthoek de huidige selectie aan. Verplaats alle componenten in de selectie door de selectie-rechthoek zelf te verslepen.

U kunt het selectiemenu oproepen met de menu-indicator in de rechter bovenhoek, of met de rechter muisknop. Gebruik het menu om alle componenten in de selectie te verwijderen, of om ze gezamenlijk een label te geven.

9.11 Het component-menu

Het menu maakt verschillende bewerkingen op een component mogelijk:

  • bekijk kwetsbaarheids­beoor­delingen in een venster.

  • label de component met een van de 8 beschikbare labels.

  • wijzig het icoon van de component, afhankelijk van de huidige icoonverzameling.

  • Voor componenten die tot een soort behoren:

    • wijzig de naam van alle componenten in de soort. Door een enkele component te hernoemen zal deze geen lid meer zijn. Gebruik dit menu-item daarom om alle leden van een soort gezamenlijk te hernoemen.
    • wijzig de suffix van de standaard letter (‘a’. ‘b’. ‘c’. …) naar iets dat meer betekenisvol is, zoals een afkorting van de locatie van de component.
    • wijzig de aard van de componentsoort van een enkele unieke component naar een verzameling van soortgelijke componenten, en vice versa (zie Identieke componenten ).
  • wijzig het type van de component (bijvoorbeeld van een draadloze verbinding in een wolkje).

  • dupliceer de component. Dit creëert een componentsoort.

  • verwijder de component.

Het componenttype aanpassen kan gebruikt worden om een fout te herstellen. Bijvoorbeeld om Apparatuur te wijzigen in een wolkje, als later in te analyse toch blijkt dat de situatie complexer is dan u eerst dacht. Merk op dat kwetsbaarheidsbeoordelingen niet behouden blijven als het type van de component wordt aangepast. Het is meestal niet mogelijk om beoordelingen te behouden, omdat componenten van verschillende typen heel verschillende kwets­baar­heden kennen.

Het type van een component aanpassen en meteen weer herstellen is een snelle manier om alle kwetsbaarheidsbeoordelingen op die component te wissen.

9.12 Componentlabels

U kunt labels gebruiken om componenten te markeren. Met een label kunt u bijvoorbeeld aangeven dat een component nog ‘ter controle’ is, of andere informatie weergeven die normaal geen onderdeel is van diagrammen, zoals eigenaarschap, verant­woor­delijkheid of fysieke locatie. Elk label wordt in de diagrammen weergegeven met een kleur (u kunt dit verbergen door labelkleuren uit e zetten op de Instellingen werkbalk). De labelkleuren hebben geen enkele relatie met de kleuren die kwetsbaarheidsniveaus aan­geven.

Kies een label uit het menu om dat label toe te kennen. Verwijder het label door ‘Geen label’ te kiezen uit het menu. Een component kan niet meer dan een label hebben.

Labels zijn ook erg nuttig zijn bij het groeperen van componenten in het gedeelde fouten­scherm (Maak clusters).

De labels zelf zijn standaard vernoemd naar hun kleur, maar kunnen worden aangepast door ‘Wijzig labels’ te kiezen uit het componentmenu, of met de Labels-knop op de Start werkbalk. Herstel een label naar zijn standaardwaarde door de naam blanco te maken.

9.13 Venster met kwetsbaarheidsbeoordelingen

Het venster met be­oor­de­lingen van kwets­-baar­heden wordt op­ge­roe­pen met het compo-nentmenu (met uit­zon­de­ring van acto­ren). In het venster met kwets­baar­heidsbeoordelingen kunt u kwetsbaarheden toevoegen, verwijderen, en aanpassen. U kunt:

  • een kwetsbaarheid hernoemen, door de naam aan te klikken (toets Enter/klik buiten het veld om te bevestigen, toets Escape om te annuleren). De wijziging wordt ook doorgevoerd op andere componenten, en (indien van toepassing) op de checklist.
  • het type aanpassen tussen natuurlijk en kwaadaardig met de icoontjes aan de linkerzijde.
  • opmerkingen toevoegen of aanpassen. Opmerkingen zijn erg nuttig om te verduidelijken waarom deze beoordeling werd gekozen.
  • aanpassen wat de volgorde van kwetsbaarheden is, door ze in de gewenste volgorde te slepen.
  • aanpassen wat de Frequentie of Impact is. Klik om het lijstje met opties op te roepen. Klik op de gewenste keuze, of toets de letter ervan in.
  • een kwetsbaarheid verwijderen, door op de min-knop aan de rechterkant te klikken. Zie de waarschuwing in sectie Kwetsbaarheden toevoegen en verwijderen over het verwijderen van kwetsbaarheden.

Met de knoppen in de werkbalk kunt u:

  • een kwetsbaarheid toevoegen, met de ‘+ Voeg kwetsbaarheid toe’ knop.
  • alle kwetsbaarheden en hun beoordelingen naar het klembord kopiëren, met de ‘Kopieer’ knop.
  • eerder gekopieerde kwetsbaarheidsbeoordelingen invoegen met de knop ‘Plak’.

Wees voorzichtig met plakken van kwetsbaarheidsbeoordelingen; deze drie regels worden gehanteerd:

  1. Kwetsbaarheden die zowel op het klembord als in de bestemming voorkomen (met dezelfde naam) worden gecombineerd.
  2. Bij combineren, als de Frequentie of Impact zowel op het klembord als in de bestemming voorkomt, wordt de slechtste waarde gebruikt.
  3. Kwetsbaarheden die voorkomen op het klembord maar niet in de bestemming zullen daar worden toegevoegd.

Het is nog niet mogelijk om de omschrijving van kwetsbaarheden aan te passen of toe te voegen; dat kan alleen via de checklist van sjablonen.