2 De Raster methode

Algemene beschrijving van de Raster methode en diagrammen van telecommunicatiediensten.

Wanneer u de Raster methode gebruikt, zult u en de rest van uw team verschillende taken uitvoeren. De methode zal u op een systematische wijze door deze taken leiden en de Raster applicatie zal u helpen bij het vastleggen van uw vorderingen. U zult op basis van uw gezamenlijke kennis en expertise inschattingen maken over de waarschijnlijkheid en impact van verschillende kwetsbaarheden op telecom­mu­nicatie­diensten. Op basis van deze analyse zullen u en uw team passende aan­bevelingen opstellen om de risico's te bestrijden. Het resultaat van uw inspan­ningen is een rapportage die door een beslissingnemer gebruikt kan worden om op basis van de juiste informatie besluiten te nemen over het accepteren, verminderen en voorkomen van risico's.

Raster bestaat uit vier stappen, zoals te zien in onderstaand schema.

  1. Opstarten en voorbereiding
  2. Analyse enkele foutoorzaken
  3. Analyse gedeelde foutoorzaken
  4. Evaluatie

  1. De opstarten en voorbereidingsstap beschrijft de reikwijdte en het doel van de beoordeling. Welke telecommunicatiedienst is betrokken, welke gebruikers kunnen worden geïdentificeerd, wie zijn de externe belanghebbenden, en wat zijn de ken­merken van de omgeving waarin deze diensten worden gebruikt?

  2. De analyse van enkele foutoorzaken leidt tot een diagram voor elke gebruikte tele­com­municatiedienst. Deze diagrammen beschrijven de belangrijkste tele­com­mu­ni-ca­tie­componenten, met inbegrip van kabels, draadloze verbindingen en ap­pa­ratuur. Deze componenten zijn in potentie kwetsbaar. Het diagram hoeft niet op alle details compleet te zijn. Delen van netwerken die minder relevant zijn, kunnen in een ‘wolk’ worden gevangen (onverkende verbinding). Van alle componenten worden de van toepassing zijnde kwetsbaarheden beoordeeld. Alleen zelfstandige, enkele fouten worden in deze stap meegenomen.

  3. De analyse van gedeelde foutoorzaken is de stap waarin nader gekeken wordt naar oorzaken van uitval die voor verstoring in meerdere componenten tegelijkertijd zorgen. Een voorbeeld is dat van onafhankelijke telecommunicatiediensten die beide een kabel in de zelfde leiding hebben liggen. Bij een enkel graafincident kunnen beide kabels worden doorgesneden waardoor beide diensten uitvallen. Een ander voorbeeld is grootschalige stroomuitval waardoor de apparatuur in een groot gebied gelijktijdig kan uitvallen.

  4. De stap van risico-evaluatie bevat de evaluatie en het opstellen van het eindrapport. Het totale risiconiveau wordt beoordeeld en er worden aanbevelingen gedaan over hoe er met de risico's moet worden omgegaan. Deze aanbevelingen houden rekening met de eventuele reacties van de externe belanghebbenden. De aan­bevelingen en de bijbehorende argumentatie vormen het eindresultaat van de Raster methode. Hoofdstukken Stap 1, Stap 2, Stap 3 en Stap 4 beschrijven elke stap in detail.

2.1 Diagrammen telecommunicatiediensten

Diagrammen vormen de kern van de Raster methode. Een diagram van een tele­com­municatiedienst beschrijft de fysieke verbondenheid tussen de componenten van een telecommunicatiedienst. Diagrammen bestaan uit componenten die ver­bonden worden met lijnen. Elke lijn vertegenwoordigt een directe fysieke relatie. Het geeft aan dat de onderdelen met elkaar verbonden zijn. Er kan niet meer dan één lijn tussen twee componenten zijn, componenten zijn verbonden of ze zijn het niet.

Lijnen zijn niet hetzelfde als kabels. Als twee apparaten met elkaar verbonden zijn via een kabel, dan worden er drie componenten gebruikt, zoals te zien in bovenstaand plaatje. De lijn tussen apparatuur en kabel toont een fysieke verbinding, de kabel zit aan de apparatuur. Er zijn vijf typen componenten, elk heeft een unieke vorm.

Verschillende plaatjes kunnen gebruikt worden om componenten weer te geven, afhankelijk van de icoonverzameling die de Raster applicatie gebruikt. De voorbeelden hieronder gebruik de Default icoonverzameling.

2.1.1 Actoren

Actoren vertegenwoordigen de (directe) gebruikers- van telecommunicatie­diensten. Een actor kan een individuele gebruiker zijn of een groep gebruikers met dezelfde rol, zoals ‘journalisten’ of ‘burgers’. Onderhouds­personeel wordt niet als actor gezien omdat ze niet deelnemen aan de communicatie.

Een actor kan alleen worden verbonden met componenten van het type ‘apparatuur’ of ‘onverkende verbinding’. Actoren kunnen niet direct verbonden zijn met draadgebonden of draadloze verbindingen en de Raster applicatie staat dergelijke verbindingen ook niet toe. Er moeten minimaal twee actoren in het diagram staan.

Er moet in ieder geval een persoon zijn die communiceert en een ander persoon om mee te communiceren.

2.1.2 Draadgebonden verbindingen

Draadgebonden verbindingen staan voor passieve, fysieke kabels met inbegrip van de bijbehorende verbindingstukken, hulp- en koppel­stukken maar zonder actieve componenten zoals versterkers of schakelaars. Glas­vezel­kabels, coaxkabels en de traditionele koperkabels voor telefonie zijn voor­beelden van draadgebonden verbindingen. De twee apparaten die met een derge­lijke verbinding verbonden zijn, maken geen onderdeel uit van de draad­gebonden verbinding zelf en moeten separaat in het model opgenomen worden als apparatuur-component of als onverkende verbinding.

Elke draadgebonden verbinding heeft altijd twee aansluitingen van het type ‘apparatuur’ of ‘onverkende verbinding’, Om een draadgebonden verbinding te kunnen verbinden met een actor, een andere draadloze verbinding of een onver­kende verbinding, moet u eerst een ‘apparatuur’ component toevoegen.

Elke draadgebonden verbinding heeft een bepaalde vaste capaciteit, een fysieke locatie (met een hoogte boven of onder de grond). Dit soort eigenschappen moeten in voldoende detail bekend zijn.

2.1.3 Draadloze verbindingen

Draadloze verbindingen staan voor directe radioverbindingen zonder eventuele tussenliggende componenten. Zend- en ontvangst­installaties zijn geen onderdeel van de draadloze verbinding en moeten dan ook apart, als apparatuur, opgenomen worden. Een draadloze verbinding kan met twee of meer componenten verbonden zijn.

Elke draadloze verbinding heeft een vaste capaciteit maar, in tegenstelling tot vaste verbindingen, heeft een draadloze verbinding niet altijd een vaste locatie. Zenders en ontvangers kunnen mobiel of nomadisch zijn. Het dekkingsgebied is afhankelijk van factoren als zendvermogen en antenne-eigenschappen. Draadloze verbin­dingen hebben een vaste frequentie of band. Al deze kenmerken moeten voldoende gedetailleerd beschreven worden.

Elke draadloze verbinding heeft altijd minstens twee aansluitingen van het type ‘apparatuur’ of ‘onverkende verbinding’. Zoals in het bovenstaande voorbeeld is te zien, kan het meer dan een zijn. Om een draadloze verbinding te kunnen verbinden met een actor, apparatuur of een andere draadloze verbinding, moet u eerst een ‘apparatuur’ component toevoegen.

2.1.4 Onverkende verbindingen

Onverkende verbindingen (wolkvormen) staan voor netwerkonderdelen waarover onvoldoende informatie beschikbaar is of waarvan het niet nodig is om ze in detail te beschrijven. In tegenstelling tot draad­gebonden en draadloze verbindingen, waarbij het gaat om één communicatie­kanaal, kunnen onverkende verbindingen bestaan uit apparatuur en draadgebonden en draadloze verbindingen.

Omdat onverkende verbindingen verzamelingen van apparatuur en draadgebonden en draadloze verbindingen zijn, kunnen ze op alle plekken waar deze componenten te vinden zijn, worden toegepast. Kort samengevat: onverkende verbindingen kunnen verbonden zijn met elk type component. Ook kunnen onverkende verbin­dingen verbonden worden met een onbeperkt aantal componenten.

2.1.5 Apparatuur

Apparatuurcomponenten staan voor alle overige fysieke onderdelen van telecommunicatienetwerken, zoals switches, exchanges, routers, versterkers, radiozendapparatuur enzovoorts. Een apparatuur­component kan staan voor een enkel apparaat of voor een volledige installatie.

Elke apparatuurcomponent moet tenminste verbonden zijn met één andere compo­nent. Een apparatuurcomponent kan niet direct verbonden zijn met een andere component van het type ‘apparatuur’.

2.1.6 Voorbeeld

Onderstaand schema toont een voorbeeld van een correct diagram van een telecommunicatiedienst. Het diagram toont drie actoren die met elkaar bellen. Twee actoren zijn verbonden met dezelfde private exchange (PABX), de derde actor is in het buitenland. Eén actor gebruikt een draadloze DECT handset en base station, de anderen vaste handsets. We weten (nog) niets van de andere onderdelen van het netwerk, anders dan dat er ergens een PABX moet zijn en een soort van internationaal telefoonnetwerk om de gesprekken mogelijk te maken.