8 De Raster applicaties

Ondersteunen de uitvoering van de Raster methode.

Om de risico-evaluatie te kunnen uitvoeren in Raster, zijn twee gratis applicaties beschikbaar. Zie https://risicotools.nl/ voor download locaties.

De eerste applicatie is een losstaand programma voor MacOS of Windows om Raster projectbestanden te bewerken die op een lokale of netwerkschijf zijn opgeslagen. De tweede applicatie is web-gebaseerd. Deze moet geïnstalleerd worden op een intranet-server en maakt het mogelijk om gedeelde projecten te benaderen met een webbrowser via het kantoornetwerk. Voor beide applicaties bevat een project de volledige risicobeoordeling voor een organisatie. Een project zal normaalgesproken meerdere telecom­municatie­diensten bevatten.

Met kleine verschillen werkt u met beide applicaties op dezelfde manier. Eén groot verschil met de intranet applicatie is dat meerdere analisten gelijktijdig kunnen werken aan hetzelfde project; elke wijziging wordt direct en automatisch met de andere deelnemers gedeeld. Werken met het losstaande programma en Werken met de intranet applicatie beschrijven de specifieke details van het losstaande programma en de intranet applicatie. De rest van dit hoofdstuk en de volgende hoofdstukken zijn op beide applicaties van toepassing.

In beide tools kunt u meestal met de muis te zweven boven een knop of item om een korte uitleg te zien over de functie ervan.

8.1 Werken met het losstaande programma

Het losstaande programma bewerkt projectbestanden die zijn opgeslagen op een lokale schijf of netwerkschijf. Projectbestanden worden geopend, bewerkt en opgeslagen net zoals u dat doet met tekstbestanden en spreadsheets. Hierboven staat de Windows versie van de applicatie.

8.1.1 Bestand menu

Gebruik het Bestand menu om projectbestanden te openen, op te slaan en af te drukken.

U kunt de huidige weergave opslaan in een PDF bestand. Om een diagram, enkele fouten, gedeelde fouten of de tabellen op het analysescherm op te slaan, kiest u de optie “Opslaan als PDF” in het Bestand menu. Daarmee wordt dus altijd het huidige scherm bewaard. De voorkeuren uit de Instellingen werkbalk en het Beeld menu worden daarbij gerespecteerd.

Voordat u opslaat kunt u de PDF instellingen aanpassen. U kunt:

  • de papierrichting kiezen. Landschap (liggend) is meestal het beste voor diagrammen; Portret (staand) is meestal het beste voor alle overige weer­gaven.
  • de papiergrootte kiezen. Gebruik A3 voor grote diagrammen en A4 voor alle overige weergaven.
  • de schaal instellen. 80% tot 100% is meestal het beste, maar om grote diagrammen in hun geheel op een vel te krijgen kan het nodig zijn om te verkleinen tot 40%.

8.1.2 Beeld menu

Gebruik het Beeld menu om de weergave aan te passen en voorkeuren in te stellen. Het eerste deel bevat dezelfde functies als de Instellingen werkbalk: Labels, Kwetsbaarheidsindicator en Minimap. De items in het tweede deel zijn ook in de werkbalken te vinden: Zoek componenten (in de Start werkbalk), Wijzig labels (in de Start werkbalk in het Diagrammenscherm), en Projectdetails (in de Projecten werkbalk).

U kunt de volgende zaken aanpassen:

  • Zoom: vergroot of verklein de grootte van diagrammen en tekst. Voor grote diagrammen kan het nuttig zijn om uit te zoomen, zodat meer op het scherm past.
  • Volledig scherm: past de grootte van het venster aan om de volledige schermruimte te benutten.

8.2 Werken met de intranet applicatie

De intranet applicatie kan meerdere projecten aan, maar er kan maar één gelijktijdig bewerkt worden. Meerdere analisten kunnen gelijktijdig aan hetzelfde project werken, elke wijziging wordt automatisch met de andere deelnemers gedeeld.

Hieronder staat de intranet applicatie met Edge.

Elke bewerking wordt meteen vastgelegd. Dit betekent dat u het venster van uw web-browser kunt sluiten zonder uw werk kwijt te raken. Wanneer u de url van de applicatie opnieuw bezoekt, is uw oorspronkelijke werkomgeving weer volledig hersteld. Het is daarom niet nodig om uw werk op te slaan of om een bestand te openen alvorens u verder gaat.

8.2.1 Privé en gedeelde projecten

Projecten kunnen privé zijn of gedeeld worden. Gedeelde projecten kunnen door meerdere mensen gelijktijdig worden bewerkt. Elke verandering die in een gedeeld project wordt aangebracht, wordt onmiddellijk doorgegeven aan de andere mensen die op dat moment aan hetzelfde project werken. Alle wijzigingen die zij doorvoeren worden onmiddellijk zichtbaar in uw eigen web-browser.

Privé projecten zijn niet zichtbaar voor anderen en worden nooit op de server opgeslagen. Als u aan een privé project werkt en de applicatie vanaf een andere computer bezoekt, of zelfs als u een andere web-browser op dezelfde computer gebruikt, wordt uw vorige werk niet hersteld. Dit betekent niet dat uw werk verdwenen is, het is alleen gebonden aan een specifieke web-browser. Om een privé project over te kunnen hevelen naar een andere computer of web-browser, of te kunnen delen met een collega, moet u het project exporteren. Door te exporteren wordt alle data van het project bewaard in een project bestand dat vervolgens kan worden op­geslagen en verplaatst net als elk ander bestand. Exporteren wordt uitgelegd in Project werkbalk. Een project bestand kan eveneens geïmporteerd worden, hiervoor gebruikt u de importeerfunctie. Na het importeren worden alle veranderingen onmiddellijk opgeslagen. Het bestand verandert echter niet, dat wordt pas aangepast als u besluit opnieuw te exporteren.

8.3 Werkbalken

Bovenaan vindt u werkbalken om de applicaties mee te besturen: Projecten, Start en Instellingen.

8.3.1 Projecten werkbalk

Gebruik de Project werkbalk om projecten toe te voegen, te verwijderen, te wijzigen of om tussen projecten te wisselen. De intranet applicatie en de losstaande applicatie hebben een iets verschillende werkbalk.

For the intranet tool:

For the standalone tool:

De Projectbibliotheek toont een lijst van alle projecten die momenteel bekeken en bewerkt kunnen worden. De projectenlijst is onderverdeeld in drie secties: uw privé projecten, ge­deelde projecten waaraan u gewerkt heeft en andere gedeelde projecten die op de server zijn opgeslagen.

Als een project geselecteerd is, kunt met met de drie knoppen rechts het volgende doen:

  • het project activeren, om het te kunnen bekijken en te kunnen .
  • het project wissen.
  • het project samenvoegen met het op dit moment actief zijnde project. Alle diensten van het gemarkeerde project worden opnieuw aangemaakt als diensten van het actieve project.

Met de projecteigenschappen kunt u belangrijke kenmerken van uw project aanpassen.

  • wijzig de naam of beschrijving van het project.
  • wijzig of het project privé of gedeeldis; zie Privé en gedeelde projecten.
  • stel de ergst denkbare aanvaller in voor moedwillige kwetsbaarheden. Zie XXX.
  • wijzig de icoonverzameling voor het project.

Icoonverzamelingen bevatten grafische weergaven van de componenten in uw diagrammen. Standaard zijn de icoonverzamelingen Default en Classic geïnstalleerd. U kunt uw eigen icoonverzamelingen maken, of de bestaande uitbreiden (zie XXX).

De Projecten werkbalk kan functies voor foutoplossing bevatten. Deze zijn tijdelijk, en kunnen genegeerd worden.

8.3.2 Start werkbalk

U gebruikt de Start werkbalk voor het redigeren en bekijken van informatie. Hij is hetzelfde voor intranet en losstaande applicatie. Het eerste deel is vast, en bevat de knoppen voor Ongedaan maken, Opnieuw, Zoeken, en Hulp.

Het tweede deel bevat knoppen voor elk van de vier schermen. Hieronder staat de werkbalk voor het diagrammenscherm.

8.3.3 Instellingen werkbalk

De Instellingen werkbalk bevat diverse instellingen en voorkeuren. Hieronder de versie uit de intranet applicatie.

Het losstaande programma heeft een kleinere werkbalk.

  • Kwetsbaarheidniveaus: De afmeting van de indicatoren van het kwetsbaarheids­niveau (zie Diagramcomponenten) kan op groot of klein worden gesteld of helemaal worden verborgen.
  • Labels: De kleuren die corresponderen met de labels kunnen verborgen of getoond worden. Wanneer ze verborgen zijn, worden componenten altijd in zwart-wit getekend, alsof er geen label aanhangt. Verberg de labelkleuren als u dit te storend vindt of voordat u op een zwartwitprinter afdrukt.
  • Mini-map: Verberg of laat de mini-map zien, tijdens het bewerken of voordat u print.

De instellingen voor de afmetingen van de indicators voor het kwetsbaarheids­niveau en de kleur van de labels zijn ook van toepassing op het afdrukken.

De intranet applicatie heeft twee extra instellingen.

  • Uw naam: De server slaat de naam op van de laatste persoon die het gedeelde project heeft aangepast, tezamen met de datum van de aanpassing. Voer hier uw naam in, dit is puur ter informatie.
  • Netwerkverbinding: De netwerkverbinding naar de server wordt normaliter auto­matisch op off-line (niet verbonden) of on-line (verbonden) ingesteld. U kunt com­muni­catie met de server herstellen door online verder te gaan.

8.4 Afdrukken

U kunt een diagram afdrukken, of de lijst met enkele foutoorzaken, de lijst met gedeelde foutoorzaken, of de tabellen in het Analysescherm. De afdrukweergave ziet er geheel anders uit dan de normale schermweergave; tabbladen, knoppen en andere elementen van de gebruikersinterface zullen niet op de afdruk voorkomen.

Gebruikt u Firefox, dan zal de minimap zich automatisch instellen op de positie links-boven, en de koppen van enkele en gedeelde foutoorzaken zullen vanzelf uitklappen. Met andere web-browsers moet u dit handmatig doen voordat u begint met afdrukken. U kunt daarvoor de knop ‘Alles uitklappen’ gebruiken.

Om de diagrammen af te drukken is het aan te bevelen om A3 in te stellen als papierformaat, en om landschap-stand te gebruiken. A4 papier kan voldoende zijn voor kleinere diagrammen. De overzichten van enkele en gedeelde foutoorzaken kunnen het best worden afgedrukt in portret-stand. Het kan nodig zijn om de afdruk te verkleinen om het te laten passen; gebruik hiervoor de afdruk-instellingen van uw web-browser.

Zorg dat het afdrukken van achtergrondkleuren is toegestaan in uw web-browser, omdat anders de kwetsbaarheidsindicatoren allemaal in het wit worden afgedrukt. De optie om achtergrondafbeeldingen af te drukken is niet van belang voor Raster; de afdruk bevat geen achtergrondafbeeldingen.

U kunt de Instellingen werkbalk gebruiken om de grootte van kwetsbaarheids­indica­toren te kiezen, en of labelkleuren al dan niet worden afgedrukt. Deze instellingen gelden zowel voor de afdrukken als voor de scherm-weergaven in de applicatie.

8.5 Belangrijkste schermen

Zowel het losstaande programma als de intranet applicatie zijn verdeeld in 4 schermen. Dit zijn de tabbladen aan de linkerkant.

  1. Diagrammenscherm wordt gebruikt om diagrammen van telecommunicatie­diensten te tekenen en te bewerken.
  2. Enkele foutenscherm wordt gebruik om de uitval van verschillende elementen te beoordelen.
  3. Gedeelde foutenscherm wordt gebruikt om gedeelde foutoorzaken te beoordelen.
  4. Analysescherm wordt gebruikt om rapportages over afgeronde diagrammen te bekijken en om de effecten te zien van individuele kwetsbaarheden op de totale kwets­baar­heids­niveaus.

8.6 Vind componenten

Als de diagrammen groter worden en het aantal diagram­men toeneemt kan het lastiger worden om te ont­houden in welke diensten een component voor­komt, of wat de naam van een component is. Gebruik het vergrootglas-icoon om een zoek­scherm op te roepen.

Zoekresultaten worden gepresen­teerd terwijl u typt. Het kwetsbaarheidsniveau (een gekleurd vierkant, indien beschikbaar) en het label (als een gekleurde cirkel) worden ook getoond.

Klik op een van de zoekresultaten om in het diagram die component aan te wijzen. De applicatie springt naar het bijbehorende diagrammenscherm, en markeert de component met een kader.

8.7 Hulpvenster

Dit venster laat de definities van de Frequentie- en Impact-klassen zien, en biedt tips en andere informatie over de applicatie. U opent het Hulpvenster door de vraagteken-knop te gebruiken.

Omdat het belangrijk is de definities van de klassen telkens weer consequent toe te passen, is het nuttig om deze snel bij de hand te hebben.

Het maken van de Frequentie-schattingen is voor de analisten soms lastig. Het hulpvenster biedt daarom een hulpmiddel.

Heeft de organisatie bijvoorbeeld 60 tablets, waarvan er elk jaar twee stuk gaan, dan helpt het hulpmiddel om te zien dat dit een Matige frequentie vormt.

8.8 Kleurcodes

Op verschillende plekken worden kleuren gebruikt om het kwetsbaarheids­niveau van een component aan te geven. Als er ruimte voor is, wordt er ook een letter getoond. De volgende letter- en kleurcombinaties worden gebruikt:

Nog niet geanalyseerd, een beoordeling heeft nog niet plaatsgevonden (wit)

Tegenstrijdig (ambigu), de meningen van de analisten zijn verdeeld (paars)

Extreem (‘very’) groot, een extreem risico (felrood)

Hoog (rood)

Matig (geel-oranje)

Laag (groen-geel)

Onbekend, vanwege een gebrek aan kennis (lichtblauw).

Extreem (‘ultra’) laag, het risico is verwaarloosbaar of afwezig (felgroen)

8.9 Sneltoetsen

Algemene sneltoetsen
Ctrl-Z Ongedaan maken
Ctrl-Y Opnieuw uitvoeren (ongedaan maken herstellen)
Ctrl-Shift-Z Opnieuw uitvoeren (ongedaan maken herstellen)
Ctrl-F Open het zoekvenster.
Ctrl-L Open het labelvenster
F1 Open het hulpvenster
Ctrl-1 Ga naar het Diagrammenscherm
Ctrl-2 Ga naar het Enkele foutenscherm
Ctrl-3 Ga naar het Gedeelde foutenscherm
Ctrl-4 Ga naar het Analysescherm
tab Verwissel van werkbalk

MacOS-gebruikers kunnen de Cmd-toets gebruiken in plaats van de Ctrl-toets.

Sneltoetsen voor componenten in het diagrammenscherm.
< Geef de component het vorige label uit de lijst (zie Labels).
> Geef de component het volgende label uit de lijst (zie Labels).
F2 Hernoem de component, of bewerk de notitie.
Delete, Backspace Verwijder de component.
Enter, Return Open het kwetsbaarhedenvenster, of bewerk de notitie.